donderdag 22 februari 2018

De solovoornaam

Mijn RD-column van 3 februari 2018

Het valt me de laatste jaren op dat mensen steeds vaker worden gereduceerd tot hun voornaam. Als docent zie ik dat leerlingen het over ‘Rosanne’ hebben en niet over Hertzberger, en over ‘Arthur’ als ze Japin bedoelen. Ook als het over auteurs gaat die al even uit de tijd zijn duikt de solovoornaam op: Haasse wordt Hella genoemd en Bordewijk heet Ferdinand. Dat is geen daad van rebellie. De zeventienjarige die het over Hella en Arthur heeft, is in zijn wereld niet anders gewend.

Mensen duiden ook zichzelf steeds vaker aan met alleen de voornaam. We kennen het allemaal van voorstelrondjes: ‘Hallo, ik ben Mark!’ en ‘Hi, ik ben Suzan!’ Ook hiervoor geldt: iedereen doet het, en het lijkt al snel pedant als je er niet aan meedoet. De vraag is wat er precies gebeurt op het moment dat we onze namen halveren door onze achternaam te amputeren.

Een prachtig essay over naamgeving, geschreven door Amy en Leon Kass, in 1995 gepubliceerd in het magazine “First Things”, bracht me op ideeën over een antwoord op deze vraag. Het echtpaar Kass schrijft over het fraaie midden dat we in ons systeem van naamgeving gevonden hebben tussen de uitersten van collectivisme enerzijds en individualisme anderzijds. Aan de ene kant is daar onze voornaam, die we van onze ouders gekregen hebben en die onze individualiteit onderstreept. Aan de andere kant toont onze achternaam dat we individuen zijn in de context van een familie, niet alleen ‘families of origin’, maar ook ‘families of perpetuation’: met de blik naar het verleden, maar ook naar de toekomst.

Wie zichzelf of een ander reduceert tot een voornaam, heeft kennelijk de behoefte om mensen eerst en vooral, en misschien wel uitsluitend, als individuen te zien, los van de context van hun familie. De andere suggestie die ervan uitgaat is dat het onderscheid tussen het privé- en het publieke domein er niet toe doet. Populair gezegd: ik ben altijd en overal mezelf.

In dit verband noteren Amy en Leon Kass de pijnlijke signalering dat in het verleden juist slaven van hun achternaam en daarmee van een echt privéleven werden beroofd. Het verlies van hun achternaam was een aanwijzing voor het verlies van hun waardigheid. Wie in de publieke sfeer geen achternaam heeft, is ook daar een privépersoon - en dat komt erop neer dat zo iemand het zonder privéleven moet doen. Het gebruik van onze voor- én achternaam onderstreept de delicate grens tussen privé en publiek.

Dat maakt het zo bevreemdend om over Hella, Arthur en Ferdinand te lezen. Hetzelfde geldt voor de voorstelrondjes met de voornaam alleen. We hebben immers niet met Haasse, Japin en Bordewijk geknikkerd. En of we met elkaar gaan knikkeren, dat weten we toch zeker niet al bij de eerste kennismaking.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten